Trulli : werelderfgoed van de UNESCO.

De geschiedenis van de trulli

De allereerste trulli dateren uit de prehistorie. Reeds in die tijd waren er in de Valle d’Itria bewoonde nederzettingen en tholos, typische constructies die werden gebruikt om de doden te begraven.

De trullo (meervoud trulli) is een type landelijk gebouw dat veel voorkomt in de Murgia dei trulli, een hoogvlakte gelegen tussen de steden Bari, Brindisi en Taranto in de regio Apulië van Zuid-Italië. In de oorspronkelijke betekenis is het een hut met muren in droogbouw en een koepel waarin een woonruimte met een ingang met fronton is ondergebracht. Daaraan zijn een of twee kleinere kamers toegevoegd, die dienen om te slapen, te koken en te verwarmen, en die uitkomen op de centrale ruimte via een stenen boog.

Al naargelang kan de trullo een tijdelijke of seizoensgebonden woning zijn, of een permanente woning voor kleine boeren en landarbeiders. Er zijn tal van exemplaren te vinden op het platteland, maar ook een echte agglomeratie in Alberobello in de provincie Bari. Het gebied met de meeste trulliis de Valle d’Itria, tussen Alberobello, Locorotondo, Cisternino en Martina Franca.

De trullo is vooral een landelijk type gebouw. Door de zeer dikke muren en het feit dat er geen constructies met meerdere verdiepingen mogelijk zijn, nemen trulli veel vloeroppervlak in en zijn ze daarom niet geschikt voor nederzettingen met een hoge dichtheid. Anderzijds zijn ze door het feit dat ze met kleine stenen worden gebouwd erg flexibel en aanpasbaar, een eigenschap die zeer waardevol is in stedelijke omgevingen waar ruimte schaars is.

Trullo-kamers van verschillende afmetingen, aangevuld met hoekjes en nissen, konden op allerlei manieren worden samengesteld om aan eenvoudige of complexe behoeften te voldoen. Trulli konden zonder veel kosten worden gebouwd dankzij het ter plaatse beschikbare materiaal. Maar er waren ook nadelen : de enorme voetafdruk van de draagmuren, de onmogelijkheid om op economische wijze constructies met meerdere verdiepingen te bouwen, de noodzaak om elke ruimte te bedekken met een kegel die honderden uren werk vereiste en waarvoor vaardigheid en geduld nodig waren.

Op het platteland werden de trulli afzonderlijk of in paren gebouwd, in groepen van drie, vier of vijf, of soms als grote boerderijen (masseria, mv. masserie) van een dozijn of zelfs twee dozijn koepels, maar nooit om meer dan één boerenfamilie te huisvesten.

Waar zijn de trulli ?

De oudste trulli, die men nu in Alberobello vindt, dateren van het einde van de 14e eeuw : in die periode werd het land dat onbewoond leek door Robert van Anjou (Prins van Taranto en Koning van Napels van 1309 tot 1343) toegewezen aan de eerste graaf van de stad Conversano. Het stuk grond was een beloning voor de nobele afstammeling van het Capetiaanse Huis van Anjou-Sicilië voor de diensten die hij tijdens de kruistochten had bewezen. Het gebied werd dus opnieuw bevolkt met hele bevolkingsgroepen afkomstig uit naburige nederzettingen, zoals Noci.

Volgens sommige onderzoeken ontstonden echter rond het jaar 1000 de eerste landelijke nederzettingen langs beide zijden van de rivier (die later ondergronds werd). Geleidelijk aan werden de woningen verenigd tot ze echte dorpen vormden, die de namen Aja Piccola en Monti kregen.

De droogbouwmethode – zonder mortel – van de trulli werd aan de nieuwe kolonisten opgelegd zodat de huizen snel konden worden afgebroken : een strategische methode om de door het Koninkrijk Napels opgelegde belastingen op nieuwe nederzettingen te vermijden, maar ook een goed afschrikmiddel voor onwillige eigenaars. De meeste historici zijn het er echter over eens dat deze bouwtechniek vooral afhing van de geografische omstandigheden van de plaats, waar de voor de bouw gebruikte kalksteen overvloedig aanwezig was.

In het midden van de 16e eeuw waren er in het gebied van Monti reeds een veertigtal trulli, maar pas rond 1620 kreeg Alberobello het aanzien van een zelfstandige nederzetting ten opzichte van deze van Noci, met ongeveer 3.500 inwoners tegen het einde van de 18e eeuw. In 1797 kreeg de stad van de koning van Napels Ferdinand IV van Bourbon de titel van koninklijke stad. De huidige naam is afkomstig van het middeleeuwse Latijn van de streek: “silva arboris belli

De meeste trulli bevinden zich in de Valle d’Itria, een gebied dat samenvalt met het zuidelijke deel van de hoogvlakte van Murgiaen de gemeenten Alberobello, Locorotondo, Cisternino en Martina Franca omvat. In deze vlakte worden wijngaarden, olijfboomgaarden en weggetjes begrensd door een netwerk van stenen muren (parietoni), de trulli zijn alomtegenwoordig in de verspreide nederzettingen, maar zijn ook te vinden in de steden (vandaar de naam Murgia dei trulli).

Materialen en gebruik

Afhankelijk van het gebied kan het gebruikte bouwmateriaal compacte kalksteen of witte tufsteen zijn.

In de gebieden met compacte kalksteen vonden de bouwers ofwel dikke afzettingen waar ze de stenen van groot formaat haalden, ofwel dunne lagen die platte stenen opleverden (de chiancharelle, of chiancareddein het plaatselijke dialect zoals in Alberobello. Deze gelaagdheid van de harde kalksteen bood het voordeel dat de afzettingsvlakken niet hoefden te worden uitgesneden.

Door vooraf een waterput (cisterna) te graven, essentieel in deze waterloze streek, was een eerste hoeveelheid stenen beschikbaar.

Deze materialen worden over het algemeen a seco (droog, zonder mortel) gebruikt, met uitzondering van de met kalkmortel gebonden sluitstenen voor het gewelf boven de waterput in de vorm van een gebroken rondboog of koepel, waarop in veel gevallen de vloer van het huis rust.

Muren

De muren worden rechtstreeks op de blootgelegde rotslaag gebouwd, nadat de humus was verwijderd. De dikte van de draagmuren varieert van 0,80 m voor de dunste tot 2,70 m voor die van de Trullo Sovrano.

Hun hoogte (tot het begin van het gewelf) varieert van 1,60 m tot 2 m. Hun buitenzijde heeft een schuinte van 3 tot 5%.

Grondplannen

Er is de elementaire trullo, een ronde constructie die meestal werd gebruikt als tijdelijk onderkomen voor vee, veevoeder of de boer zelf.

Er is de vierkante trullo, alleenstaand of deel uitmakend van een groep van drie, vier of vijf trulli, in een rij of een geheel vormend, waarbij elke trullodienst deed als een bepaalde ruimte : keuken, slaapkamer, stal, ruimte voor voedsel of gereedschap, oven, waterput. In het laatste geval werden in de loop der tijd andere koepelvormige ruimten toegevoegd aan één enkele koepelvormige kamer om een complexe woning te vormen.

Bedekkingen

De bijzonderheid van de trulli bestaat uit de kegelvorm van de bedekkingen (daken). Aan de buitenkant bestaan deze kegels uit een bedekking van platte stenen of chiancarelle die in concentrische banen zijn gerangschikt en een lichte helling naar buiten vertonen om infiltratie van regenwater te voorkomen. Het onbedekte deel van het dak is meer uitgesproken in de minder hellende delen van de koepels.

De platte stenen zijn geplaatst op de boogrug van een gewelf van gehouwen stenen, chianche genaamd, dat ofwel uitkragend is en gewoon bedekt is met een eindplaat (zonder sluitingseffect), ofwel puntig is en aan de bovenkant geblokkeerd wordt door een steen, de serraglia (sluitsteen).

Ter hoogte van het begin van het gewelf bevinden zich houten balken die ten tijde van de bouw werden gebruikt ter ondersteuning van een binnenste stellage. Later werden deze balken gebruikt om gereedschap en vaatwerk aan op te hangen, maar ze kunnen ook dienen als ondersteuning van een vloer (tavolato) die bereikbaar is via een houten ladder en die (in het verleden) dienst deed als zolder (solaio) voor de opslag van graan, droge voedingswaren, meel of als slaapplaats. Deze vloer dient ook om te voorkomen dat de warmte bij het verwarmen in de kegel stijgt.

De dekkegel heeft, behalve in de meest recente voorbeelden, een kromlijnige in plaats van een rechte generatrice. De kegel loopt uit aan de basis om ook de hoeken van het gebouw te bedekken als deze niet verder loopt om bijvoorbeeld nis (sen), een haard (camino di fuoco) of een ingangsportaal te bedekken die aan de centrale ruimte grenzen en ermee in verbinding staan.

Pinakels

Een pinakel van kalksteen of zandsteen (pinnacolo) vormt de top van de kegel. Deze gebeeldhouwde pinakels hebben verschillende vormen (schijf, bol, kegel, kom, veelvlak of een combinatie daarvan), en zijn geen heraldische symbolen maar de handtekening van de steenhouwers die deze gebouwen hebben opgetrokken.

Er wordt ook gezegd dat een meer of minder bewerkte pinakel een weerspiegeling was van de grotere of  kleinere economische rijkdom of het sociale belang van de familie wier huis ermee werd versierd (hoe meer de pinakel bewerkt was, hoe duurder hij was). Er is ook gesuggereerd dat er een competitie was tussen dakdekkers, die elk probeerden de anderen te overtreffen met de details van hun pinakels. Afgezien van deze verklaringen is het zo dat de pinakel op de kegel weegt en zo de stabiliteit van de laatste fundamenten versterkt.

Sommige kegels zijn afgeknot en eindigen in een grote ronde plaat bovenop een dekstuk. Deze is toegankelijk via een buitentrap gemaakt van chiancarelle : dit zijn trulliom hooi in te bewaren

Muuropeningen

Behalve de toegangsdeur zijn er weinig openingen. In de meeste gevallen heeft de toegangsdeur een fronton dat wordt afgedekt door een zadeldak van platte stenen dat verbonden met de centrale kegel. Dit zadeldak kan meer of minder uitgesproken zijn naargelang de omlijsting aan de ingang wordt voorafgegaan door een meer of minder diepe muuropening aan de buitenkant. Deze opening bevat soms twee stenen zitbanken.

Een klein raam in de gevel zorgt nauwelijks voor daglicht en ventilatie binnen. Het interieur van de trulli kan erg donker zijn. Een venster in de kegel zorgt voor licht en ventilatie van het volume boven de centrale vloer.

Een kleilaag die op de binnenmuren is aangebracht, zorgt er – naast de holten en tussenruimten in de muur – voor dat de muur kan ademen (dit is niet meer het geval wanneer een mortel- of cementlaag is aangebracht).

Binneninrichting

Het regenwater werd zorgvuldig opgevangen van het kegelvormige dak van elke trullo en naar een waterput geleid die onder het huis of onder de aangrenzende binnenplaats was gegraven.

De trulli of casellevoor bewoning hebben een schoorsteen (caminoof fucarile in dialect) in de vorm van een open haard, waarvan het rookkanaal door de koepel loopt en wordt verlengd door een gemetselde laag (comignolo) met daarop twee sluitingspannen in de vorm van een zadeldak of door een vierkante plaat op staafvormige blokken. In sommige gevallen is er boven deze laag een houten klep die naar gelang van de windrichting wordt neergelaten of opgeheven (comignolo con tavoleta in bilico).

Door het ontwerp is de trullo moeilijk te verwarmen : de muren zijn te dik en de warme lucht stijgt op in de kegels.

Een andere oplossing voor de verwarming was een centrale kachel waarvan de sintels de kamer verwarmden en waarop een houten frame werd geplaatst om kleding te drogen (een exemplaar wordt bewaard in het Museo del Territorio in Alberobello).

Dankzij de dikte van de muren en de hoogte van de gewelven blijft het in de zomer overdag koel, zelfs bij zeer warm weer. Maar ‘s avonds, als de buitentemperatuur daalt, begint de steen die de hele dag is verwarmd de opgehoopte warmte af te geven, waardoor het binnen verstikkend heet is door het gebrek aan ventilatie.

Anderzijds kan het bepaalde maanden (april en oktober) ‘s nachts in de trullo koud zijn, ook al is het overdag warm. In de winter blijven de muren koud en condenseert het vocht van de menselijke ademhaling en kookactiviteiten, en is het zelfs vlak bij het vuur moeilijk om warm te blijven. De bewoners lieten daarom overdag de deur open om de vochtigheid te verdrijven, en brachten meer tijd door buiten dan binnen.

In Alberobello werden sommige huishoudelijke taken buiten in de steegjes verricht, zoals blijkt uit ansichtkaarten en foto’s uit de jaren vijftig en zestig : wassen, de was ophangen, naaien, breien, erwten doppen, enz.

De betekenis van de geschilderde symbolen

Soms werden met witkalk christelijke symbolen op residentiële koepels geschilderd (trulli die als stallen of  hooizolders worden gebruikt, hebben er geen). Zo kreeg de centrale kegel van de Trullo Sovrano in Alberobello in het eerste derde van de 20e eeuw een religieus symbool.

Trulli en toerisme

In de afgelopen tien jaar zijn veel boerderijen of trulli in de Valle d’Itria gerestaureerd en verbouwd tot tweede verblijven of vakantiehuisjes. Twintig jaar geleden kostte een nieuw dak leggen voor een trullo3 miljoen lire (ongeveer 1.500 euro), in 2009 kostte het 15.000 euro, in 2018 20.000 euro.

  • In 1990 werden trulli bij grond aangeboden omdat niemand ze wilde.
  • In 2000 werden aangeboden trulli verkocht voor 10.000 euro, met twee te renoveren kegels + 45 hectare grond.
  • In 2010 kostten de trulli die in 2000 voor 10.000 euro werden verkocht, 50.000 euro.
  • In 2018 stijgt de prijs nog steeds met ongeveer 5% per jaar.

De redenen zijn eenvoudig :

  • toerisme van Arabische landen is aanzienlijk gedaald als gevolg van de risico’s
  • toeristen zijn steeds meer op zoek naar een atypische locatie
  • het aantal trulli die deel uitmaken van het werelderfgoed van de unesco en niet meer nieuw gebouwd mogen worden, neemt af …. de vraag is groter dan het aanbod

In Alberobello woont de plaatselijke bevolking nog steeds in de ouderwetse trulli, ofwel omdat ze te arm zijn om te verhuizen, ofwel omdat ze een pension uitbaten en toeristen ontvangen.

Vergelijken

VOER UW TREFWOORD IN